
Wat wil de tureluur?
Wie niet sterk is, moet slim zijn

Herken de tureluur
Net zoals bijvoorbeeld de grutto en de kievit is een tureluur (Tringa totanus) een steltloper. Steltlopers zijn vogels die gemeen hebben dat ze over lange poten beschikken waarmee ze – op z’n minst een deel van het jaar – in water waden. De tureluur behoort tot de groep waadvogels (een andere naam voor steltlopers) die we ook wel ‘ruiters’ noemen.
Het meest opvallend aan de tureluur zijn de fel oranjerode poten. De Engelse naam ‘redshank’ is hier een directe verwijzing naar. Ook de basis van de snavel heeft deze felle kleur die overgaat in zwart op de snavelpunt. In vlucht hebben de vleugels een kenmerkende witte achtervleugelrand. Met ongeveer 27-29 cm is de tureluur een heel stuk kleiner dan de grutto.
De tureluur behoort tot de groep waadvogels, ook wel ‘ruiters’ genoemd
Verschillende geluiden
De tureluur heeft veel geluiden in zijn repertoire. In april kunnen sommige weilanden en kwelders nog steeds gevuld zijn met de warme en melodieuze zang van tureluurs. De mannetjes vliegen in een traag golvende vlucht met trillende vleugels.
Kenmerkend is het zangerige ‘tju-lu-lu’. Maar in de polders weerklinken ook vaak het eindeloze ‘tuuten’ en de felle, korte alarmroep ‘tuuk’; de laatste met name in de jongenfase. De naam tureluur is een onomatopee, oftewel een dier dat genoemd is naar het geluid dat het maakt. In het Oudfrans had de term ‘tur(e)lure’ de betekenis van een ‘eentonig deuntje’ of ‘refrein’.
Voedsel
De tureluur is net als de kievit een zichtjager, in tegenstelling tot de grutto die als tastjager te boek staat. In het broedseizoen bestaat het menu vooral uit wormen, insecten en spinnen. Maar ook slakjes en kevers worden gegeten. Buiten de broedtijd langs kust en wad eet de tureluur ook wadslakjes, kreeftachtigen en zelfs kleine visjes. Wist je dat tureluurs ook braakballetjes uit kunnen spugen?
Nesten en kuikens
Net als veel andere weidevogels maakt ook de tureluur een nestje met vier eieren. De eieren lijken wel wat op die van de kievit, maar zijn iets kleiner, spitser en bruin gespikkeld. De broedduur is ongeveer 24 dagen en na evenzoveel dagen zijn de kuikens vliegvlug. De jongen zijn nestvlieders en moeten direct zelf op zoek naar voedsel zodra ze uit het ei zijn. De kuikens van de tureluur doen denken aan die van de grutto, maar onderscheiden zich met een duidelijke zwarte oogstreep en een meer gestreept donskleed.
Verspreiding en aantallen
De tureluur komt als broedvogel in grote delen van Europa en Azië voor; van IJsland tot in het uiterste oosten van Siberië. In Nederland is het een broedvogel van vooral Laag-Holland en met name de provincies Noord-Holland en Friesland (inclusief polders en kwelders in het Waddengebied) zijn belangrijk voor de soort. Maar ook bekende weidevogelgebieden in Utrecht, Zuid-Holland en de Kop van Overijssel worden door tureluurs bewoond.
Net als veel weidevogels kende deze soort begin 20e eeuw zijn hoogtijdagen. De Nederlandse broedpopulatie bedraagt nu minder dan 20.000 broedparen. Desondanks zijn de aantallen sinds de eeuwwisseling redelijk constant. De tureluur kan verrassend snel nieuwe gebieden koloniseren wanneer daar door natuurontwikkeling kansen ontstaan.
In de winter verblijven veel van onze tureluurs in West-Afrika, Spanje, Portugal of Frankrijk. Ook in Nederland verblijven in de winter veel tureluurs, met name rond de Waddenzee en in de Zuidwestelijke Delta, maar dit zijn overwegend broedvogels uit IJsland.
Help de tureluur
De tureluur is een slimme weidevogel. Ze weten hun nesten heel goed te verstoppen en ze zijn in de nestfase heel schuw; alsof ze er niet zijn. Het verdedigen van het leefgebied laten ze graag over aan collega-weidevogels. Menig boer en vrijwilliger zal eens verrast zijn door een tureluur die vlak voor de trekker of voor de voeten uit het lange gras omhoog spat. Dat is vaak niet precies de plek waar het nest verborgen ligt, maar wel vlak in de buurt.
Worden er werkzaamheden op het perceel verwacht, plaats dan een ‘peilstok’ waar je de vogel op zag vliegen. Soms kun je bij een volgend veldbezoek de stok nog iets nauwkeuriger plaatsen als de vogel nogmaals opvliegt. Het is niet altijd nodig om het nest zelf te zoeken; er moet immers ruim omheen worden gewerkt. Moet er toch gemaaid worden, maai dan ruimschoots om het nest heen. Probeer daarbij geen eiland te creëren, maar zoek verbinding met een (kruidenrijke) strook langs een sloot of greppel.
De beste plek voor een tureluur is in een kruidenrijk grasland met natte, slikkige en pollige plekken vol met voedsel en dekking. Plasdras-percelen zijn vaak in trek en kunnen gedurende het hele broedseizoen geschikt zijn als kuikenland, mits het grasland eromheen kruidenrijk en niet te zwaar is. Vochtige greppels bieden veel schuilmogelijkheden en voedsel. Ook extensief beweide percelen worden gebruikt door tureluur-gezinnen met kuikens.
Tekst: Vogelbescherming Nederland
Beeld: Peter van Graafeiland, Bernard de Jong, Marcel van Kammen, Edwin ter Hennepe, Poolland