BLHB in verzet tegen wijze waarop LVVN pachtnormen vaststelt

Jaarlijks publiceert het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) de nieuwe pachtnormen. De normen voor 2025 zijn vastgesteld op basis van gemiddelde bedrijfsresultaten op agrarische bedrijven in de periode 2019 tot en met 2023. Op basis van de uitkomsten vraagt de BLHB zich hardop af of de referentiebedrijven die worden gebruikt wel voldoende representatief zijn voor de verschillende pachtgebieden.
Onmogelijke controle
Volgens de BLHB is een controle op de gebruikte referentiebedrijven onmogelijk. De referentiebedrijven van Wageningen University & Research moeten anoniem blijven. Ook het ministerie van LVVN zegt daar geen inzage in te hebben. In 2024 heeft de BLHB ook reeds een verzoek binnen de Wet open overheid gedaan, maar dat verzoek is vervolgens afgewezen.
Niet representatief
Inmiddels zijn de gegevens van diverse referentiebedrijven bij de BLHB bekend en deze zijn volgens de organisatie niet representatief. Voor de BLHB aanleiding om wederom een verzoek op grond van de Wet open overheid in te dienen. Mocht dit verzoek zorgen voor een nieuwe afwijzing, dan kondigt de BLHB verdere acties aan.
Stijging 2 tot 10 procent
Dit jaar zijn de pachtnormen van los bouw- en grasland in dertien van de veertien pachtprijsgebieden gestegen ten opzichte van 2024. De stijging varieert van 2 procent in de Bouwhoek, het Hogeland, het Noordelijk weidegebied en Zuidwest-Brabant, tot 10 procent in de Veenkoloniën, het Oldambt en het Oostelijk veehouderijgebied. Overigens daalt in de pachtregio IJsselmeerpolders de pachtnorm met 5 procent.
Hoogst toelaatbare pachtprijzen
Jaarlijks worden de pachtnormen vastgesteld en geven de hoogst toelaatbare pachtprijzen voor akkerbouw- en grasland, tuinland, agrarische gebouwen en agrarische woningen aan. De prijzen voor 2025 zijn door Wageningen Social & Economic Research berekend op basis van de uitgangspunten van het Pachtprijzenbesluit 2007.
Achtergrond van de systematiek
Jaarlijks worden de hoogst toelaatbare pachtprijzen voor akkerbouw- en grasland, tuinland, agrarische gebouwen en agrarische woningen vastgesteld. De regionormen 2025 zijn gebaseerd op de gemiddelde bedrijfsresultaten in de periode 2019-2023 van middelgrote en grote akkerbouw- en melkveebedrijven en voor tuinland. Deze bedrijfsresultaten zijn afkomstig van gegevens uit het Bedrijveninformatienet van Wageningen Economic Research. Het veranderpercentage wordt berekend door de nieuwe regionorm (2025) te delen door de oude (2024).
Eerst wordt de grondbeloning over deze vijf jaar per pachtregio berekend. De grondbeloning bestaat uit de opbrengsten van het bedrijf, verminderd met de kosten, inclusief afschrijvingen, uitgezonderd de kosten voor grond en de vergoeding voor immateriële activa en de vergoeding voor eigen arbeid. De vergoeding van arbeid wordt gelijkgesteld aan één keer het modaal inkomen voor het gehele bedrijf ongeacht de grootte van het bedrijf en het aantal ondernemers.
Nadat de grondbeloning is berekend, wordt deze gecorrigeerd met het vereiste direct rendement voor de verpachter. De uitkomst daarvan kan per pachtprijsgebied aanleiding zijn om de grondbeloning niet of met 5 of 10% naar boven of beneden bij te stellen.
Het percentage voor 2025 wordt berekend door het driejarig voortschrijdend gemiddelde van de nominale lange kapitaalrente (2,45%) te verminderen met het driejarig voortschrijdend gemiddelde van de inflatie (4,816%) en te vermeerderen met de opslag voor grondlasten, beheerskosten, belastingen en risico (1,25%). Het vereiste directe rendement in 2025 is voor de verpachters -2,366% over de verpachte waarde in 2024. In alle pachtprijsgebieden ligt de gemiddelde berekende grondbeloning boven het vereiste directe rendement, zodat de grondbeloning voor alle pachtregio’s met 10% naar beneden is bijgesteld.