Natuurkwaliteit Veluwe goed volgens bodem- en natuurdata

Voor het onderzoek verzamelde en analyseerde SLN ruim duizend bodemmonsters, verspreid over de Veluwe en vergelijkbare natuurgebieden. Driekwart van de monsters vertoont geen tekenen van overmatige verzuring of vermesting. Ook keek SLN naar de soortenrijkdom. Die is op veel plekken op orde, zodat de conclusie getrokken wordt dat het ecosysteem goed functioneert.
Dat is opvallend, want volgens de stikstofmodellen zou de Veluwe juist tot de zwaarst getroffen gebieden van Nederland behoren. Al decennialang wordt aangenomen dat de voortdurende overschrijding van KDW’s onherroepelijk leidt tot afbraak van natuurkwaliteit. Hoofdauteur Henri Prins: „De ecologische werkelijkheid laat zich niet vangen in gemiddelden. Waar de rekenmodellen structurele schade voorspellen, zien we in de praktijk dat veel natuurtypen stabiel zijn of zich zelfs herstellen.”
Praktijk en model botsen
De Ecologische Autoriteit concludeerde begin 2025 nog dat de Veluwe zwaar onder druk staat van stikstof, vooral door verzuring van de bodem en uitspoeling van nutriënten. De empirische gegevens uit het Veluwe-onderzoek tonen echter een genuanceerder beeld. Op driekwart van de meetpunten bleven de pH-waarden binnen natuurlijke bandbreedtes, terwijl de stikstof- en fosfaatgehaltes in de meeste gevallen laag waren. Prins trekt deze conclusie door de uitslagen van de bodemmonsters te vergelijken met de pH-waarden uit de officiële profieldocumenten van de rijksoverheid en de standaarden bij ecologische adviesbureau B-Ware uit Nijmegen opstelde.
Waar natuur wel achteruitgaat, blijkt dat volgens Prins vaak een samenspel van factoren te zijn: verdroging, recreatie, verouderd bosbeheer of exoten. Stikstof speelt soms mee, maar zelden de hoofdrol. „Modellen kunnen veel berekenen, maar ze tonen geen oorzaken. In het veld is zelden precies aan te wijzen wat door stikstof komt en wat door andere factoren wordt veroorzaakt zoals droogte, beheer of recreatiedruk. Ook wordt stikstofneerslag nauwelijks rechtstreeks gemeten. Een deel van die stikstof wordt bovendien via beheermaatregelen afgevoerd, bijvoorbeeld door maaien, plaggen of begrazing. Ook het bodemleven speelt een grote rol: micro-organismen breken stikstof af en zetten het deels om in onschuldig stikstofgas. De bodem reageert dus actief op wat er uit de lucht neerkomt. Uit praktijkwaarnemingen blijkt nu dus dat deze natuurlijke processen in de stikstofmodellen niet altijd volledig worden meegenomen. Daardoor lijkt de natuur op papier soms kwetsbaarder dan ze in werkelijkheid is”, meent Prins.
Soortenrijkdom verrassend goed
Ook de biodiversiteit op de Veluwe blijkt veerkrachtig. In veel gebieden voldoet het aantal kenmerkende soorten volgens SNL aan de norm, en voor het merendeel van de Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten worden de doelen gehaald.
Waar de Natuurdoelanalyse van de provincie Gelderland in 2023 nog aangaf dat de doelstellingen voor zeven van de elf Vogel- en habitatrichtlijn-soorten onhaalbaar leken zonder ingrijpende beheermaatregelen, blijkt dat aantal twee jaar later geslonken tot vier. De doelen voor de wespendief (meer dan honderd paren), de draaihals (hervestiging) en de zwarte specht (meer dan vierhonderd paren) zijn inmiddels behaald.
Het onderzoek concludeert dat het ecologisch functioneren van de Veluwe grotendeels op orde is. Bodem, vegetatie, water en soorten versterken elkaar zoals past bij het natuurlijke systeem. Waar natuur wél onder druk staat, ligt de oorzaak meestal in hydrologische verstoring, bosveroudering of intensieve recreatie – niet in stikstof alleen.
Wat betekent dit voor het beheer?
De bevindingen van Prins en zijn collega’s leiden in het Veluwe-rapport tot een praktisch handelingskader voor beheer en beleid. Daarin speelt de zogenoemde beslisboom een centrale rol. Die helpt beheerders, beleidsmakers en vergunningverleners bepalen wanneer maatregelen nodig zijn, welke dat moeten zijn en waar ze effect hebben.
De beslisboom begint bij metingen van de werkelijke natuurtoestand: bodem, vegetatie, water en soorten. Blijft die stabiel of verbetert ze, dan is ingrijpen niet nodig. Alleen wanneer metingen achteruitgang laten zien, wordt onderzocht wat daarvan de oorzaak is.
Blijkt stikstof aantoonbaar de belangrijkste factor en bevindt de bron zich binnen de directe invloedssfeer van het kwetsbare gebied, dan zijn bronmaatregelen op hun plaats. In alle andere gevallen ligt het meer voor de hand herstelmaatregelen te nemen die inspelen op de werkelijke knelpunten, zoals hydrologisch herstel, verschraling of bosverjonging.
Volgens Prins biedt deze werkwijze een nuchtere en lerende aanpak van natuurbeheer. Maatregelen volgen pas na metingen en worden opnieuw beoordeeld zodra nieuwe gegevens beschikbaar zijn. „Beleid moet niet worden gedicteerd door modellen, maar gevoed door wat het veld ons laat zien”, zegt Prins.
Vergunningverlening
De resultaten van het Veluwe-onderzoek zou volgens Prins gevolgen moeten hebben voor de vergunningverlening. Als de meeste Veluwse natuur stabiel of gezond blijkt, rijst de vraag of generieke stikstofbeperkingen en bouwstops nog wel gerechtvaardigd zijn. „De Europese Habitatrichtlijn vraagt om bescherming van natuurwaarden, maar niet om elk denkbaar risico uit te sluiten. In Nederland is dat voorzorgsbeginsel zo strikt uitgelegd dat zelfs minieme berekende toename van stikstof projecten kan blokkeren. Een beleid dat uitgaat van feitelijke metingen kan hier uitkomst bieden. Als monitoring laat zien dat de natuur niet achteruitgaat, is er geen reden om vergunningen te weigeren. Alleen waar verslechtering aantoonbaar is, moeten maatregelen worden genomen. Dat maakt beleid niet alleen eerlijker en beter uitlegbaar, maar ook effectiever voor de natuur zelf. Waar geen schade is, hoef je niet te saneren. Dat is goed voor boeren, maar óók voor de natuur. Want alleen als je de echte oorzaken van problemen aanpakt, boek je blijvend herstel.”
Prins pleit – en met hem een groeiende groep veldonderzoekers – voor een fundamentele koerswijziging. „Vervang de Stikstofwet door een Natuurkwaliteitswet. Een wet die niet stuurt op rekenkundige normen, maar op de werkelijke kwaliteit van bodem, water en biodiversiteit. Alleen met zo’n wet ontstaat ruimte voor gericht natuurherstel, juridische duidelijkheid en hernieuwd vertrouwen. Als we de natuurkwaliteit als uitgangspunt nemen, lossen we vanzelf ook het stikstofvraagstuk op. Niet andersom.”





