Interview
Agractie: ‘Stikstofplan van CDA en D66 lost vergunningencrisis niet op’

Agractie is uiterst kritisch op de plannen voor de landbouwsector van D66 en het CDA. Alhoewel het nog geen definitieve plannen zijn - want er moet nog met andere partijen onderhandeld worden - is de koers volgens Agractie duidelijk: eerst een forse stikstofreductie in de veehouderij en pas dan kunnen weer vergunningen worden uitgeven. Volgens Erik Luiten en Jan Venneman wordt de sector daarmee opgeofferd. „Het treffen van managementmaatregelen en het aanbrengen van technische innovaties worden genoemd als de route naar forse emissiereducties, maar zonder vergunningen kan de sector niet innoveren en ontwikkelen. Dus blijft dit een papieren werkelijkheid”, aldus Luiten.
KDW en Aerius
Verder wijst Agractie op onduidelijkheden in de plannen. Daarin staat bijvoorbeeld dat CDA en D66 de kritische depositiewaarde (KDW) uit de wet willen halen en willen vervangen door een juridisch houdbaar alternatief. „Maar de KDW staat helemaal niet in de wet”, zegt Venneman. „Wat ze waarschijnlijk bedoelen is dat ze de KDW-doelstellingen uit de wet willen halen. Dat wil zeggen de 50 procent onder KDW in 2030 en de 74 procent onder KDW in 2035. Maar als die dan vervangen worden door emissiereductiedoelstellingen van 42-46 procent - of mogelijk zelfs hoger - dan raken we van de wal in de sloot. Zolang KDW’s worden overschreden, blijven ze bij vergunningverlening een rol spelen. De Natuurdoelanalyses en de Ecologische Autoriteit wijzen immers op de slechte staat van de natuur, juist omdat KDW’s worden overschreden. En zolang dat zo is, zal er vrijwel geen vergunning worden afgegeven. Tekenend is dat er in het stuk niet wordt gesproken over een alternatief voor het gebruik van Aerius bij vergunningverlening”, zegt Venneman.
Significante effecten
De plannen van D66 en het CDA borduren volgens Luiten en Venneman door op het start- en vervolgpakket van het huidige demissionaire kabinet. Ook zitten er veel elementen in van het plan dat LTO, NAJK en de provincies deze zomer opstelden. „Wij denken dat er een denkfout wordt gemaakt. En dat is de gedachte, dat als de sector maar genoeg emissie reduceert, de vergunningen ook wel weer los komen. Maar dat is niet zo. Zeker de komende jaren niet”, zegt Luiten stellig.
Venneman vult aan: „Ieder project, waarbij sprake is van stikstofemissie, moet worden getoetst aan het beruchte artikel 6 lid 3 van de habitatrichtlijn. Als bij een project de met Aerius berekende depositie hoger is dan 0,005 mol, dan is er sprake van significante effecten op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Dan moet er een passende beoordeling worden gemaakt en is het vrijwel onmogelijk om een natuurvergunning te krijgen. Zolang de met Aerius berekende achtergronddeposities op habitats hoger is dan de KDW’s blijft dat zo. Zelfs na een forse emissiereductie.”
Significantiestroken
Venneman en Luiten herhalen daarom hun oproep aan politici, om naar het voorstel van Agractie te kijken en met significantiestroken te gaan werken. „Om los te komen van Aerius en de KDW’s pleiten wij voor wetenschappelijk onderbouwde significantiestroken van 250 meter rondom stikstofgevoelige habitats. De 0,005 mol is dan niet meer bepalend voor vergunningverlening maar de afstand tot een stikstofgevoelig habitat. Buiten de stroken is in onze ogen geen sprake van significante effecten, hoeft er geen passende beoordeling meer te worden gemaakt en is dan ook geen natuurvergunning meer nodig”, zegt Luiten.
Binnen de stroken is emissiereductie onontkoombaar en zal de overheid volgens Venneman in de buidel moeten tasten om de waardevermindering van grond en gebouwen te compenseren en boeren via geld te verleiden om emissies te reduceren. Hij wijst daarbij op de inzet van het trappetje van Remkes: innoveren, extensiveren, verplaatsen, omschakelen of beëindigen.
Stimulerende emissiereductie
Maar, erkennen Luiten en Venneman, om het plan er juridisch door te krijgen, zal ook buiten de stroken emissie gereduceerd moeten worden om de depositie van stikstof uit de zogenaamde deken naar beneden te krijgen. Venneman: „Niet door het invoeren van bedrijfsspecifieke plafonds en doelsturing - met een zwaard van Damocles als je daar in 2035 niet onder komt - maar wel door het financieel stimuleren van managementmaatregelen en technische innovaties. Dat laatste kan in de ogen van Agractie ook, omdat er buiten de stroken geen natuurvergunning nodig is. Wel is er nog steeds een omgevingsvergunning nodig. Dat maakt het mogelijk om in voorkomende gevallen de best beschikbare en betaalbare technieken voor te schrijven.”
Om de beschikbare financiële middelen zo effectief mogelijk in te zetten pleit Agractie voor een gebiedsgerichte inzet van die middelen. Daarin past volgen Luiten ook het voornemen van minister Wiersma om de aangekondigde beëindigingsregeling bij voorkeur in te zetten in een zone van 1000 meter vanaf een stikstofgevoelige habitat. „Met deze aanpak maken we niet alleen bedrijfsontwikkeling en legalisering van PAS melders, interimmers en andere ondernemers weer mogelijk, maar zetten we ook stappen om de natuur in stand te houden”, zegt Luiten tenslotte.




