Overijsselse weidevogels blijven het moeilijk hebben

Toch heeft de jarenlange neerwaartse trend in aantallen weidevogels in deze provincie zich tussen 2017 en 2019 verder doorgezet. Voor soorten als grutto en kievit blijft de trend negatief. De wulp is wel in aantal iets toegenomen, ook de aantallen graspiepers namen toe.
Wel blijkt dat op plekken waar door natuurorganisaties en agrarische natuurverenigingen veel wordt gedaan voor weidevogels, zoals in delen van de polder Mastenbroek bij Zwolle, herstel van de weidevogelstand mogelijk is. Belangrijke voorwaarden hierbij zijn plasdrasplekken (doelbewust pleksgewijs de waterstand verhogen in het broedseizoen), kruidenrijke percelen en een rustperiode in het broedseizoen van 1 april tot circa half juni zodat jonge vogels kunnen uitvliegen.
Roodborsttapuit
Ondanks veel inzet in beheergebieden zoals in delen van de polder Mastenbroek en in het Sallandse Lierder- en Molenbroek blijkt ook hier dat de aantallen van de kievit en grutto in vier jaar tijd duidelijk achteruit zijn gegaan De aantallen tureluurs en wulpen zijn stabieler. Bij de tureluur komen veel jongen groot. De roodborsttapuit, in het verleden een vogel van heide en moerassen, heeft in de periode 2005-2019 een sterke opmars laten zien. De soort nam eerst in aantal toe in natuurgebieden en is daarna verschenen in cultuurland met kruidenrijke randen.
In de weidevogelbeheergebieden zijn de dichtheden hoger voor weidevogels dan daar buiten. Heel gunstig is hier dat in 2019 eind mei bijna 70 procent van de gruttoparen met jongen rondliepen. Er zijn in 2019 genoeg jongen grootgebracht om de populaties hier in stand te houden met zelfs een kans op uitbreiding.
Betere resultaten
Sinds 2010 zijn de agrarische natuurverenigingen (als gebiedscoƶrdinatoren) verantwoordelijk voor de uitvoering van het weidevogelbeleid voor gebieden met relatief veel weidevogels. Samen met boeren, weidevogelbeschermers, wildbeheereenheden en natuurorganisaties wordt per gebied een collectief weidevogelbeheerplan opgesteld. De verwachting is dat deze gezamenlijke gebiedsgerichte aanpak de komende jaren tot betere resultaten zal leiden. De zeldzame soorten watersnip, zomertaling en slobeend komen echter alleen nog voor in reservaten die beheerd worden door natuurorganisaties.
In het onderzoek wordt niet ingegaan op de mogelijke oorzaken van de daling zoals bijvoorbeeld predatie.
Tekst: Lauk Bouhuijzen
Beeld: Lauk Bouhuijzen