Raad van State keurt agrarisch themapark Betuwe goed

Eerder dit jaar keurde de Raad het plan met een spoeduitspraak al voorlopig goed. Met deze einduitspraak veegt de hoogste bestuursrechter de laatste bezwaren van omwonenden en de Vereniging to Heiliging van de Zondagsrust van tafel.
Grootste vrees van omwonenden is dat er jaarlijks veel meer dan de geraamde 225.000 bezoekers op de Streeckerij af zullen komen. Dat zou tot enorme verkeersoverlast in de omliggende straten kunnen leiden. Hoewel de Raad tijdens de rechtszitting van afgelopen mei nog twijfels had bij de ramingen van het aantal bezoekers, stemt hij nu toch in het plan.
Het bestuursrechtscollege heeft alle rapporten over en rond de Streeckerij nog eens grondig doorgenomen en komt tot de conclusie dat initiatiefnemer Betuwe Kers BV een aannemelijke raming van het aantal bezoekers heeft gemaakt. Bovendien hebben de tegenstanders geen onderzoek overlegd waaruit blijkt dat er twee of drie keer zoveel bezoekers op de Streeckerij af zullen komen. Tevens heeft de gemeente Tiel toegezegd een reeks aanvullende verkeersmaatregelen te zullen nemen mocht het aantal bezoekers op piekdagen toch de spuigaten uitlopen.
Producten uit de Betuwe
De uitspraak betekent een flinke opsteker voor initiatiefnemer Aart Blom. Volgens de Tielse kersenkweker en -verkoper is de gekozen locatie vlak bij de afrit van de A15 de beste mogelijk plek voor de Streeckerij. Blom gaat niet alleen kersen verkopen. Hij wil bezoekers op speelse wijze kennis laten maken met alles wat typisch Betuwe is, zoals kersen, jam, kaas, vlees, brood en andere agrarische producten. Daarnaast is er ruimte voor vertier en dagrecreatie.
„Als deze plek ver van alle woningen en pal naast de snelweg niet geschikt is voor mijn Streeckerijplan, dan kun je nergens in Nederland meer terecht. Dit is de beste plek voor wat ik wil”, aldus Blom eerder tijdens de rechtszaak. Blom wilde niet eerder met de bouw van een nieuwe hal beginnen totdat de Raad van State hem helemaal in het gelijk had gesteld. En dat is nu gebeurd.
Tekst: Jan van Ommen
Beeld: Susan Rexwinkel