Overijssel verlost van onderzoeksplicht 28 jaar bemesten weilanden

Om die reden blokkeert de hoogste bestuursrechter vandaag met een spoeduitspraak een achttal eerdere uitspraken van de rechtbank Overijssel, die de provincie daar wel opdracht toe gaf. De Raad van State benadrukt in de spoeduitspraak dat hij de bodemzaken over beweidings- en bemestingsproblematiek al op 24 januari aanstaande zal behandelen. Dan zal het hoogste bestuursrechtscollege dieper ingaan op de problematiek van het beweiden en bemesten van weilanden waarvoor geen natuurvergunning is verleend. Reden is dat ze al zo lang als agrarische gronden in gebruik zijn. Overijssel hamerder er eerder tijdens de rechtszaak in Den Haag op dat zij maanden, zo niet jaren tijd nodig heeft om van elk weiland van een veehouderij te onderzoeken hoeveel mest er sinds 1994 op het weiland is uitgereden en hoeveel koeien er jaar in jaar uit hebben gestaan. Bovendien vindt de provincie het niet nodig omdat de Raad van State in vergelijkbare zaken heeft uitspraken gedaan in een conflict over de beweiding en bemesting bij een aantal Utrechtse melkveehouderijen.
Feitelijke uitstoot
Daar besliste de hoogste bestuursrechter eveneens dat de provincie geen uitgebreid onderzoek hoefde te doen naar de feitelijke uitstoot van verzurende stikstof, maar uit kan gaan van de maximaal mogelijke uitstoot per perceel in verhouding tot het aantal runderen van het veebedrijf. De spoeduitspraak is een meevaller voor de provincie en veehouders, maar een tegenvaller voor milieuorganisatie en stikstofbestrijder MOB. Volgens de stikstofmilieugroep heeft de provincie voldoende informatie om binnen enkele weken de stikstofuitstoot van de weilanden van de acht melkveehouderijen alle ammoniak en stikstofuitstoot in kaart te brengen. De provincie treedt overigens wel handhavend op tegen veehouders die zonder natuurvergunning weilanden bemesten die na 1994 in gebruik zijn genomen. De Raad vindt het niet nodig en duikt op 24 januari dieper in de kwestie.
Wordt vervolgd.
Tekst: Jan van Ommen
Beeld: Ellen Meinen